‘Wat is dat voor een rare fiets, papa?’ Een meisje wijst in de fietsenstalling naar ons. ‘Dat is onze tandem’, zegt dochterlief. ‘Toch, papa?’ Dochterlief is trots op haar kindertandem. Zo kan ze deelnemen aan het verkeer én zelf meetrappen. En zelfs even rust houden; hij is elektrisch. Voor papa ook wel fijn. We visten hem op van Marktplaats bij een Amsterdamse gymjuf die er vrolijk drie kinderen op vervoerde, maar die conditie heb ik niet. En hij is heerlijk oranje. Dus hij valt lekker op. Net als de auto van mijn oma.

Oma van moederskant had een Volkswagen Kever. Haar rijbewijs had ze naar verluid gehaald zonder dat mijn opa het wist. Dat zou hij anders misschien niet goed gevonden hebben. Ze legde haar rijbewijs, zo vertelt het verhaal, ineens voor zijn neus. ‘Zo, en nu wil ik een auto’, zei ze er in mijn fantasie bij. Sindsdien reed oma in een Kever. Eerst een witte, toen een legergroene, en daarna in een knal-oranje. Daarmee reed ze tot laat in haar leven vanuit Hattem, toen nog voornamelijk binnendoor, naar Veldhoven. Als die Kever de hoek om kwam was het feest: oma is er!

Haar Kever had iets iconisch. Misschien dat we haar daarom wel oma Kever noemden. Het was in mijn familie de tijd waarin je oma’s en opa’s nog niet bij de voornaam noemde, en oma Broeren klonk blijkbaar te afstandelijk, net als opa en oma Grevink. Het loste ook wel wat op, want mijn beide opa’s en oma’s heetten Dirk en Bep, dus dat zou alleen maar verwarring hebben gegeven. Opa en oma van vaderskant hadden een Dafje, dus zij werden opa en oma Daf. Ook toen die Dafjes later Volvo’s werden, bleven wij stug Daf zeggen.

De laatste jaren van haar leven kwam oma Kever met de trein. De afstand werd te lang. En eigenlijk wilden haar kinderen dat ze helemaal niet meer reed. Maar de enige geruststelling was dat de auto oranje was. Iedereen wist: daar kwam mevrouw Broeren! Ik heb letterlijk meegemaakt dat ze voor haar opzij gingen. Toen ik eens bij haar logeerde stapte ik gewoon bij haar in de auto. De enige klap die ik die ochtend zou krijgen was tegen mijn knieën, want anders kon ze niet schakelen. En bij een bocht bij de IJssel richting de stad nam ze die inderdaad wat ruim, druk zwaaiend naar degene die voor haar aan de kant ging.

Als ik nu met dochterlief op onze oranje kindertandem door mijn eigen stad rij, denk ik vaak aan oma Kever als ik weer een blik zie van herkenning: daar gaat die oranje tandem weer! Voor dochterlief is het gewoon. Op Ameland rijden ze overal. Ideaal voor op vakantie. En voor ons voor altijd. Over een paar weken huren we er daar weer één. Die van de firma Nobel zijn allemaal oranje. Van andere firma’s zijn ze zwart, rood en groen. Ik ben blij dat ik er één aan de vaste wal vond.

Met die aparte fietsen kom je in een wereld terecht van allerlei soorten aangepaste fietsen. Dochterlief heeft al een driewieler, waarmee ze op Ameland zelfstandig naar de bakker en de molen kan. Toen we die ophaalden, liet de tweedehandsverkoper me zien wat er allemaal nog meer was. Buiten was een oudere vrouw een driewieler aan het proberen. Er stonden rolstoelfietsen, duofietsen, tandems en nog zoveel meer. Het is ongelofelijk hoe creatief fietsenmakers zijn om mensen mobiel te houden. Als ik op mijn eigen normale fiets spring sta ik er eigenlijk nauwelijks bij stil, maar elke keer als ik een duofiets zie, of dochterlief zie fietsen op haar driewieler, dan denk ik: wat een zegen.

En omdat de fietsen anders zijn, merk je dat andere weggebruikers afstand houden. Dat is een hele geruststelling. Zo oma, zo achterkleindochter. Oma zal glimlachen in de hemel en fluisteren: je hebt net als ik had ook nog een toeter! Inderdaad. Aan de kant!

Otto Grevink is dominee in De Langstraat en verbonden aan Pioniersplek Zin op School. Reacties zijn welkom op ottogrevink@gmail.com.